Spreuken 30:24-28
Spreuken 30:24-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Deze vier zijn de kleinste op aarde, doch zijn bovenmate wijs: de mieren zijn een volk zonder kracht, toch bereiden zij hun spijs in de zomer; de klipdassen zijn een machteloos volk, toch maken zij hun woning in de rots; de sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op; de hagedis kan men met de hand grijpen, toch is zij in des konings paleizen.
Spreuken 30:24-28 Het Boek (HTB)
De volgende vier zijn weliswaar klein, maar hebben van God grote wijsheid gekregen: de mieren hebben weliswaar geen verstand, maar zijn toch zo verstandig in de zomer hun voedsel te verzamelen, klipdassen mogen dan redeloze dieren zijn, maar hebben wel hun hol in de rotsen, hoewel sprinkhanen geen leider hebben, trekken zij op in geordende groepen, de hagedis is met de hand te pakken, maar leeft zelfs in koninklijke paleizen.
Spreuken 30:24-28 BasisBijbel (BB)
Deze vier dieren zijn de kleinste op de aarde, maar zijn wel heel erg wijs: De mieren – een groot volk van diertjes zonder kracht, maar toch verzamelen ze in de zomer eten voor de hele winter. De klipdassen – een volk zonder macht, maar toch maken ze hun holen in de rotsen. De sprinkhanen – ze hebben geen koning, maar toch trekken ze als één groot leger op. De spinnen – ze grijpen met hun poten, maar toch wonen ze in de paleizen van koningen.
Spreuken 30:24-28 Herziene Statenvertaling (HSV)
Deze vier zijn het kleinst op aarde, maar wijs zijn ze, wijs gemaakt: de mieren zijn een volk zonder kracht, maar in de zomer bereiden ze hun voedsel, klipdassen zijn een volk zonder macht, maar ze bouwen hun huis in de rots, de sprinkhaan heeft geen koning, maar hij trekt gezamenlijk ordelijk op, een hagedis kunt u met beide handen grijpen, maar hij zit in de paleizen van de koning.