Lucas 6:27-32
Lucas 6:27-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar tot u, die Mij hoort, zeg ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen. Slaat iemand u op uw wang, keer hem ook de andere toe, neemt iemand u uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen. Vraagt iemand iets van u, geef het hem; neemt iemand het uwe, vraag het niet terug. En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo. En indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat hebt gij vóór? Immers, ook de zondaars hebben lief, die hen liefhebben.
Lucas 6:27-32 Het Boek (HTB)
Luister, allemaal! Heb uw vijanden lief. Als de mensen u haten, wees dan goed voor hen. Als de mensen u vervloeken, vraag God dan of Hij goed voor hen wil zijn. Als de mensen u pijn doen, bid dan dat zij gelukkig mogen worden. Als iemand u een klap in uw gezicht geeft, laat hem dan begaan en verdedig u niet. Als iemand uw mantel afpakt, geef hem dan ook uw hemd. Als iemand u iets vraagt, geef het hem. Als u iets wordt afgepakt, probeer dan niet het terug te krijgen. Wilt u dat anderen goed voor u zijn? Wees dan zelf ook goed voor hen. Wat voor bijzonders is het te houden van mensen die ook van u houden? Dat doet iedereen.
Lucas 6:27-32 BasisBijbel (BB)
Jezus zei: "Luister naar wat Ik zeg: houd van je vijanden en wees goed voor de mensen die je haten. Zegen de mensen die je vervloeken, en bid voor de mensen die je slecht behandelen. Als iemand je op je linkerwang slaat, draai dan ook je rechterwang naar hem toe. Als iemand je mantel afpakt, geef hem dan ook je hemd. Als iemand iets van je wil lenen of van je afpakt, geef het hem dan en vraag het niet terug. Behandel andere mensen op dezelfde manier als je zelf behandeld zou willen worden. Als je alleen houdt van je vrienden, wat is daar dan voor bijzonders aan? Want ook slechte mensen houden van hun vrienden.
Lucas 6:27-32 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren. Bied hem die u op de ene wang slaat, ook de andere. Verhinder hem die het bovenkleed van u afpakt, niet ook uw onderkleed te nemen. Maar geef aan ieder die iets van u vraagt, en eis niet terug van hem die neemt wat van u is. En zoals u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo. En als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor dank komt u daarvoor toe? Immers, ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben.