Marcus 1:2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20
Marcus 1:2 HTB
Het is precies zoals geschreven staat in het boek van de profeet Jesaja: ‘Luister, Ik stuur mijn boodschapper voor u uit om voor u een weg te banen.’
Marcus 1:3 HTB
En: ‘Ik hoor de stem van iemand die roept in de woestijn: “Baan een weg voor de Here, maak zijn wegen recht.” ’
Marcus 1:4 HTB
Deze boodschapper was Johannes de Doper. Hij leefde in de woestijn en vertelde de mensen dat zij zich moesten laten dopen als een openbaar getuigenis van hun besluit om de zonde de rug toe te keren, zodat God hen kon vergeven.
Marcus 1:5 HTB
Uit Jeruzalem en de provincie Judea kwamen vele mensen naar Johannes toe. Zij beleden hun zonden en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan.
Marcus 1:6 HTB
Johannes droeg kleren van kameelhaar en had een leren riem om. Hij at sprinkhanen en honing van wilde bijen.
Marcus 1:7 HTB
‘Na mij,’ riep hij, ‘komt er Iemand die belangrijker is dan ik. Ik ben het niet eens waard de riem van zijn sandalen los te maken.
Marcus 1:8 HTB
Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.’
Marcus 1:9 HTB
Op een dag kwam Jezus daar ook. Hij was uit Nazareth gekomen om Zich door Johannes in de Jordaan te laten dopen.
Marcus 1:10 HTB
Direct toen Hij uit het water kwam, zag Jezus dat de hemel openscheurde en de Heilige Geest als een duif op Hem neerdaalde.
Marcus 1:11 HTB
Een stem uit de hemel zei: ‘U bent mijn geliefde Zoon. U verheugt mijn hart.’
Marcus 1:12 HTB
Onmiddellijk daarna werd Jezus door de Heilige Geest naar de woestijn gestuurd.
Marcus 1:13 HTB
Daar werd Hij veertig dagen lang door Satan op de proef gesteld. Hij was er alleen met de wilde dieren en de engelen zorgden voor Hem.
Marcus 1:14 HTB
Later, toen Johannes de Doper door koning Herodes gevangen was genomen, ging Jezus terug naar Galilea om de mensen het goede nieuws van God te vertellen.
Marcus 1:15 HTB
‘Eindelijk is het zover!’ riep Hij. ‘Het Koninkrijk van God is vlakbij. Keer u af van de zonde en geloof het goede nieuws.’
Marcus 1:16 HTB
Toen Jezus op een dag langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee vissers, Simon en zijn broer Andreas. Zij waren bezig hun netten uit te werpen in het meer.
Marcus 1:17 HTB
Hij zei tegen hen: ‘Ga met Mij mee! Dan zal Ik van jullie vissers maken die mensen bij Mij brengen.’
Marcus 1:18 HTB
Zij lieten hun netten liggen en gingen onmiddellijk met Hem mee.
Marcus 1:19 HTB
Iets verderop zag Hij nog twee vissers, Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten in hun boot de netten te repareren.
Marcus 1:20 HTB
Hij riep hen ook en zij lieten hun vader met de knechten in de boot achter en gingen met Jezus mee.






